Mattheus 24:1-2

Geen enkel hoofdstuk van de Bijbel heeft meer verwarring gebracht dan
Mattheus 24 en zijn parallellen in Markus 13 en Lukas 21. Over het
algemeen gesproken komen inhoud, opbouw en woordgebruik in die
betreffende evangelieën sterk met elkaar overeen. Men kan de
evangeliën
dus goed met elkaar vergelijken.

Mattheus is het evangelie dat specifiek was geschreven voor de Joden,
het was geschreven door een Jood om de Joden te overtuigen. Mattheus wou
laten zien dat alle profetieën vervuld waren in Jezus, en dat Hij
daarom de Messias wel moest zijn. Het evangelie Mattheus heeft één
frase die door heel het boek heenloopt: "opdat vervuld zou
worden hetgeen de Here door de profeet gesproken heeft. Deze
frase komt in gevarieerde vorm wel 10 keer voor in dit evangelie en
hiermee wordt bevestigd dat Jezus de geprofeteerde Messias is:

"Hij zal een zoon baren en gij zult Hem de naam Jezus geven. Want
Hij is het, die zijn volk zal redden van hun zonden. Dit alles is
geschied, opdat vervuld zou worden hetgeen de Here door de profeet
gesproken heeft, toen Hij zeide: Zie, de maagd zal zwanger worden en een
zoon baren, en men zal Hem de naam Immanuël geven, hetgeen betekent:
God met ons." (Mattheus 1:21-23)

Zie ook in Mattheus 2:14-15, 2:16-18, 2:23, 8:16-17, 21:3-5, 27:9, en
tenslotte:

"Toen zij nu Hem gekruisigd hadden, verdeelden zij Zijn klederen,
het lot werpende; opdat vervuld zou worden, hetgeen gezegd is door de
profeet: Zij hebben Mijn klederen onder zich verdeeld en hebben het lot
over Mijn kleding geworpen." (Mattheus 27:35)

Mattheus eerste doel was om te laten zien dat de OT profetieën
vervuld waren in Jezus, hoe elk detail van Zijn leven een
voorafschaduwing had in de "profeten" en dat zo de Joden niet
langer konden ontkennen dat Hij de lang verwachtte Messias was. De Joden
wisten heel goed dat het oude testament leerde dat de Messias het
beloofde koninkrijk zou brengen. Maar de Joden verwachtten een Messias
die hen fysiek zou bevrijden van de Romeinse overheersing:

"Jezus antwoordde: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld, indien
mijn Koninkrijk van deze wereld geweest was, zouden mijn dienaars
gestreden hebben, opdat Ik niet aan de Joden zou worden overgeleverd; nu
echter is mijn Koninkrijk niet van hier."  (Johannes 18:36)

"En op de vraag van de Farizeeers, wanneer het koninkrijk Gods komen
zou, antwoordde Hij hun en zeide: Het koninkrijk Gods komt niet zo, dat
het te berekenen is; ook zal men niet zeggen: zie, hier is het of daar!
Want zie, het koninkrijk is binnen in u."  (Lucas 17:20-21)

Kunnen woorden nog duidelijker? Jezus leerde dat Zijn Koninkrijk een
geestelijk Koninkrijk was, het 'Koninkrijk van God', ook wel
genoemd het 'Koninkrijk der hemelen'. Maar ook vandaag nog
verwachten veel christenen een toekomstig fysiek Koninkrijk. En wat
bedoelde Jezus wanneer Hij sprak over het Koninkrijk van God? Hij
bedoelde daar mee de heerschappij van God over ons leven.

Mattheus sprak over het komende Koninkrijk en over het komende oordeel
voor iedereen die Jezus afwijst. Al direct van het begin komt daar de
oproep van Johannes de Doper tot bekering en de waarschuwing voor een
komend oordeel voor allen die Jezus afwijzen.

"In die dagen trad Johannes de Doper op en hij predikte in de
woestijn van Judea, en zeide: Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen
is nabij gekomen. Hij toch is het, van wie door de profeet Jesaja
gesproken werd, toen hij zeide: De stem van een, die roept in de
woestijn: bereidt de weg des Heren, maakt recht zijn paden."
(Mattheus 3:1-3)

De manifestatie van Johannes de Doper kwam als een donderslag uit de
heldere hemel. Het was 400 jaar geleden dat God door een profeet had
gesproken. De Joden geloofden dat Elia zou terugkomen voordat de Messias
zou terugkomen, en dat hij de heraut zou zijn van de komende Koning en
het bewijs dat het oordeel dichtbij was.

"Zie, Ik zend mijn bode, die voor mijn aangezicht de weg bereiden
zal, plotseling zal tot zijn tempel komen de Here, die gij zoekt,
namelijk de Engel des verbonds, die gij begeert. Zie, Hij komt, zegt de
Here de heerscharen. Doch wie kan de dag van zijn komst verdragen, en
wie zal bestaan, als Hij verschijnt?" (Maleachi 3:1-3)

"Zie, Ik zend u de profeet Elia, voordat de grote en geduchtige dag
des Heren komt." (Maleachi 4:5)

De boodschap van Johannes was één van bekering en van oordeel. Hadden
ze de Bijbel gekend, dan zouden ze hem ook herkend hebben.

"Toen hij nu zag , dat er vele van de Farizeeën en Sadduceeën tot
de doop kwamen, zeide hij tot hen: adderengebroed, wie heeft u een wenk
gegeven om de komende toorn te ontgaan? Breng dan vrucht voort die aan
de bekering beantwoordt; en beeldt u niet in, dat gij tot uzelf kunt
zeggen: wij hebben toch Abraham tot Vader, want ik zeg u, dat God bij
machte is uit deze stenen Abraham kinderen te verwekken. Reeds ligt de
bijl aan de wortel der bomen: iedere boom dan, die geen goede vruchten
voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen. Ik doop u met
water tot bekering, maar Hij, die na mij komt, is sterker dan ik; ik ben
niet waardig Hem zijn schoenen na te dragen; die zal u dopen met de
Heilige Geest en met vuur. De wan is in zijn hand en Hij zal zijn
dorsvloer geheel zuiveren en zijn graan in de schuur bijeenbrengen, maar
het kaf zal Hij verbranden met onuitblusbaar vuur." (Mattheus
3:7-12)

Johannes waarschuwde dat ze niet hoefden te rekenen op hun erfgoed, dat
zou hen niet redden. Ze moesten zich bekeren of ze ondergingen Gods
oordeel. Vers 12 is een profetie over de verwoesting van Jeruzalem 70 na
Christus.

In Mattheus 4:23 ging Jezus rond in geheel Judea en gaf onderwijs in hun
synagogen en verkondigde het evangelie van het koninkrijk van God en
genas alle zieken en elke kwaal onder het volk. Ze wisten dus wie Hij
was, wie anders kon deze dingen doen dan de beloofde Messias? (zie ook
Jesaja 35)

Jezus waarschuwde dat degenen die Hem als Messias afwezen, veroordeeld
zouden worden.

"Ik zeg u, dat er velen zullen komen van oost en west en zullen
aanliggen met Abraham en Isaak en Jacob in het Koninkrijk de hemelen:
maar de kinderen van het Koninkrijk zullen uitgeworpen worden in de
buitenste duisternis; daar zal het geween zijn en het
tandengeknars." (Mattheus 8:11-12)

Jezus gebruikte hier een bekend Joods beeld. De Joden geloofden dat
wanneer de Messias kwam, er een groot feestmaal gehouden zou worden waar
alle Joden aan zouden zitten. Nooit hadden ze gedacht dat daar met hen,
ook heidenen aan zouden zitten en nog erger, dat velen van hun
buitengesloten zouden worden.

Jezus waarschuwde de Joden herhaaldelijk voor het komende oordeel
vanwege hun ongeloof. Ik geloof dat de meeste zo niet alle gelijkenissen
van Jezus handelen over het Koninkrijk van God of de verwoesting van
Jeruzalem omdat ze het Koninkrijk verwierpen. Hoe dichter we bij
Mattheus hoofdstuk 24 komen, hoe meer er wordt gesproken over het thema
'oordeel'

De gelijkenis van de pachter, Mattheus 21:33-43 eindigt met de woorden:
"Daarom, Ik zeg U, dat het Koninkrijk Gods zal van u weggenomen
worden en het zal gegeven worden aan een volk, dat de vruchten daarvan
opbrengt."  (vers 43)

Kijk wat God zegt tegen Israël door de profeet Jesaja:"En gij
zult uw naam tot een vloekwoord achterlaten voor mijn uitverkorenen, en de
Here HERE zal u doden; maar zijn knechten zal Hij met een andere naam
noemen."  (Jesaja 65:15)

Laten verder gaan met de gelijkenis van het koninklijk bruiloftsmaal,
Mattheus 22:1-7 die eindigt met de woorden: "En de koning werd
toornig, en hij zond zijn legers uit en verdelgde de moordenaars en stak
hun stad in brand." (vers 7) Het is duidelijk dat Jezus hier
Jeruzalem bedoelt, de verwoesting in 70 na Christus wordt hier
voorspeld.

Laten we nu kijken naar Hoofdstuk 23. In dit hoofdstuk kondigt Jezus een
aantal weeën aan, die over de Schriftgeleerden en Farizeeers komen. De
verzen 13-32 van dit hoofdstuk zijn een indrukwekkende lijst van ferme
aanklachten door Jezus uitgesproken in de tempel ten overstaan van het
volk, tegen een boosaardig, hypocriet en overspelig geslacht. Deze
weeën staan in sterk contrast met de zaligsprekingen. Zij die in het
geestelijke koninkrijk van Jezus zijn worden gezegend en zij die Jezus
afwijzen worden veroordeeld. Jezus, de Messias, kondigt hier het oordeel
aan:

"Slangen, adderengebroed, hoe zult gij ontkomen aan het oordeel van
de hel? Daarom, zie, Ik zend tot u profeten en wijzen en
schriftgeleerden. Van hen zult gij sommigen doden en kruisigen en van
hen zult gij anderen geselen in uw synagogen en vervolgen van stad tot
stad, opdat over u kome al het rechtvaardige bloed, dat vergoten werd op
de aarde, van het bloed van Abel, de rechtvaardige, tot het bloed van
Zacharias, de zoon van Berekja, die gij vermoord hebt tussen het
tempelhuis en het altaar."  (Mattheus 23:33-35)

Jezus zegt hier, dat de historie van Israël, er één is van het
vermoorden van Godsmannen. Alle rechtvaardigen, vanaf Abel tot aan
Zacharias, waren vermoord. De laatste woorden van Zacharia, de zoon van
Jojada, toen hij gestenigd werd waren: "de Here zie het, en neme
wraak"  (2 Kronieken 24:20-22)

Over wie zullen al deze dingen komen? "Over u", de
Schriftgeleerden en Farizeeers uit de eerste eeuw, degenen tegen wie
Jezus sprak. Dat wordt bevestigd in het volgende vers: "Voorwaar,
Ik zeg u: al deze dingen komen over dit geslacht." (vers 36)

"Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt, wie tot u
gezonden zijn, hoe dikwijls heb ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk
een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, en gij hebt niet
gewild. Zie, uw huis wordt aan u overgelaten."  (Mattheus 23:37-38)
Met het woord 'huis' wordt hier de tempel mee bedoeld. De stad
en de tempel werden beide 70 jaar na Christus verwoest.

"Want ik zeg u, gij zult mij vanaf nu aan niet meer zien, totdat
gij zegt: Gezegend Hij, die komt in de naam des Heren!" (vers 39)
Jezus zou zich niet weer aan de Joden laten zien, tenzij ze zich bekeerden
zouden ze sterven in hun zonden. Nadat Jezus dit gezegd had, verliet Hij
de tempel. (Mattheus 24:1) Hij verborg zich, verscheen niet meer in het
openbaar, en bleef in privacy bij zijn discipelen.

We gaan nu aansluitend door naar hoofdstuk 24. "En Jezus ging de tempel uit
en vertrok. En zijn discipelen kwamen tot Hem om Hem op de
gebouwen te wijzen. (Mattheus 24:1, Marcus 13:1, Lucas 21:5) De woorden
"Zie, uw huis zal aan u worden overgelaten" klonken nog na in
hun oren. Ze wezen naar de tempel en de stenen, wat kon daar nu mee
gebeuren? In de wereld van toen was er niet zo'n gebouw te vinden,
zo groot en massief. Het was de derde tempel, gebouwd door Herodes, maar
eigenlijk de tweede. Het was de 'herbouwde' tempel van
Zerubabel. De tempel overtrof de eerste twee tempels in architectuur. De
stenen hadden een geweldige omvang. Voor de Joden was er geen gebouw zo
groot en zo indrukwekkend in heel de wereld. Het was van deze tempel dat
Jezus zei: "Voorwaar, ik zeg u, er zal hier geen steen op de andere
gelaten worden, die niet zal worden weggebroken." (Mattheus 24:2,
Marcus 13:2, Lucas 21:6) Jezus voorspelde Gods oordeel over deze
geweldige tempel. Toen Hij deze woorden sprak leek het in de verste
verte er niet op dat dit zou plaatsvinden. Maar het gebeurde, 70 jaar na
Christus, precies zoals Jezus gesproken had. Nadat de stad was ingenomen
zei Josephus (de Romeinse geschiedschrijver), dat Titus opdracht gaf aan
zijn soldaten om zelfs de fundaties van de tempel op te graven, en ook
de stad zelf. En zo werd de profetie van Micha vervuld: " Daarom
zal om uwentwil Sion als een akker worden omgeploegd, en Jeruzalem zal
worden tot steenhopen, ja de tempelberg tot woudhoogten." (Micha
3:12) De discipel Lucas verwoordde het als volgt:

"En toen Hij nog dichterbij gekomen was en de stad zag, weende Hij
over haar, en zeide: Och, of gij ook op deze dag verstond wat tot uw
vrede dient; maar thans is het verborgen voor uw ogen. Want er zullen
dagen over u komen, waarin uw vijanden een bolwerk tegen u zullen
opwerpen en u omsingelen en u van alle zijden in het nauw brengen, en
zij zullen u en uw kinderen vertreden en zij zullen in u geen steen op
de andere laten, omdat gij de tijd niet hebt opgemerkt, dat God naar u
omzag." (Lucas 19:41-44)

Hier is dan de reden van deze verwoesting van Jeruzalem: "omdat
gij niet de tijd hebt opgemerkt, dat God naar u omzag." Het volk had
de Messias afgewezen, en daarom werden ze veroordeeld en de tempel en
de stad verwoest zoals geprofeteerd. Jezus sprak een oordeel uit over de
tempel omdat de plaats van ware aanbidding zou veranderen, zoals
verwoord door Johannes in hoofdstuk 4:

"Onze Vaderen hebben op deze berg aanbeden en gijlieden zegt, dat
te Jeruzalem de plaats is, waar men moet aanbidden. Jezus zeide tot
haar: Geloof Mij, vrouw, de ure komt, dat gij noch op deze berg, noch te
Jeruzalem de Vader zult aanbidden. Gij aanbidt, wat gij niet weet; wij
aanbidden, wat wij weten, want het heil is uit de joden; maar de ure
komt, en is nu, dat de waarachtige aanbidders de Vader aanbidden zullen
in de geest en in waarheid; want de Vader zoekt zulke aanbidders."
(Johannes 4:20-24)

Spoedig zou er geen aanbidding meer zijn in de tempel, nu kan God
aanbeden worden in geest en waarheid. De wet was een schaduw van de
goede dingen die moesten komen en de goede dingen waren de geestelijke
dingen van het evangelie. Er was geprofeteerd dat Jeruzalem zou worden
verwoest en dat God een geestelijke tempel zou oprichten, de gemeente,
het lichaam van Christus:

"Zijt gij niet voor mij gelijk de kinderen van de Ethiopiers, o
kinderen, Israëls? luidt het woord des Heren. Heb Ik niet Israël uit
het land Egypte gevoerd en de Filistijnen uit Kaftor en de Arameers uit
Kir? Zie de ogen des Here HEREN zijn tegen het zondige Koninkrijk, en Ik
zal het verdelgen van de aardbodem. Evenwel zal ik het huis Jacobs niet
geheel en al verdelgen, luidt het woord des Heren. Want zie, Ik geef
bevel, en Ik schud het huis van Israël onder de volken, gelijk men een
zeef schudt, en geen steentje zal ter aarde vallen. Doch door het zwaard
zullen zij sterven, al de zondaren van mijn volk, die zeggen: Gij moogt
het kwaad niet nader brengen en het ons niet tegemoet voeren. Te dien
dage zal Ik de vervallen hut van David weer oprichten, Ik zal haar
scheuren dichten, en wat daarvan is ingestort, overeind zetten; Ik zal
haar herbouwen als in de dagen van ouds, opdat zij beërven de rest van
Edom en van al de volken over wie mijn naam is uitgeroepen, luidt het
woord des Heren, die dit doet." (Amos 9:7-12)

Jacobus zei dat de gemeente, het lichaam van christus, de tabernakel van
David was en dat die in die tijd was opgericht.

"En nadat dezen uitgesproken waren, nam Jacobus het woord en zeide:
mannen broeders, hoort naar mij! Simeon heeft uiteengezet, hoe God van
meet aan bedacht is geweest een volk voor zijn naam uit de heidenen te
vergaderen. En hiermede stemmen overeen de woorden der profeten, gelijk
geschreven staat: Daarna zal Ik wederkeren en de vervallen hut van David
weder opbouwen en wat daarvan is ingestort, zal Ik weder opbouwen, opdat
het overige deel de Here zoeke, en alle heidenen, over welke mijn naam
is uitgeroepen." (Handelingen 15:13-17)

De vleselijke, aardse tempel was een schaduw en God verwoeste deze in
het jaar 70 na Christus. Wij leven nu in het geestelijke koninkrijk, de
tabernakel van God is bij de mensen komen wonen, wij aanbidden God in
geest en in waarheid.



Bron prekenserie Mattheus 24: David Curtis